Het geheimzinnige land van reeds lang gestorven farao's, van sfinxen en piramiden vormt de achtergrond van Biggles' activiteiten zoals die in dit verhaal staan opgetekend. Geen oorlogsgevaren, geen spionage, geen verdwenen topgeheimen, maar een ouderwets gevecht tegen doorgewinterde rovers die het voorzien hebben op de eeuwenoude schatten van de Perzische koning Cambyses, die verborgen liggen onder het zand van de Verloren Oase. Zarwan, de leider van de bende, mag dan een ouderwetse rover zijn, een vijand om zonder handschoenen aan te pakken is hij zeker niet. Hij kent de streek door en door en hij weet welke meedogenloze gevaren de woestijn in petto heeft voor de argeloze vreemdeling. Heeft Biggles zijn tegenstander onderschat? Maar op het moment dat hij dat zichzelf ook afvroeg, was het al te laat. Want toen was de benzine al langzaam maar zeker uit de tank aan het druppelen, midden in een woestijn die geen water en eten te bieden had, maar slechts verstikkend zand en een verzengende hitte.